zondag 28 september 2014

17e eeuws grachtenpand, lange haven 97 in Schiedam gefotografeerd voor Christies International Real Estate (Leslie de Ruiter)

Copyright Michael van Oosten
0655574636



DE GESCHIEDENIS
Lange Haven 97 - tegenwoordige adres
huisnummer A 217 / 216 - in de negentiende eeuw / tot 1832
protocolnummer 338 - in de achttiende eeuw / vanaf 1734

Inleiding
In 1837 is het pand gescheiden in twee delen Lange Haven 95 en Lange Haven 97 tot 1837 vormden deze panden één geheel. Het pand groeide van een scheepstimmermanswoning uit tot een patriciërshuis, waar tweehonderd jaar lang burgemeesters, kooplieden en distillateurs woonden.
Volgens reconstructietekeningen van de heer R.A.B.M. Osterholt in de afstudeerscriptie aan de TU Delft in 1980 'Over de Haven' van de verkavelingen, die vanaf 1560, in deze uitbreidingsschil hebben plaatsgevonden moet de grond al in 1560 verkocht zijn. De oorspronkelijke verkoopakte van de grond is niet gevonden. Vanaf 1588 worden wel aktes gevonden waarbij op dit deel van de haven meerdere kleine huizen telkens verkocht worden. Er blijken dan veel timmerlieden en koperslagers te wonen.
1600: Twee broers, Willem en Cornelis Arijenszn. Swart, hebben een scheepswerf op deze grond. In 1599 overlijdt Willem en in 1602 Cornelis. Hun weduwen verkopen in 1603 huis en erf. Een van hen houd nog een deel aan. Vermoedelijk is dit een tweede scheepswerf. In de verpondingen komt ieder jaar voor:
Maartje Dirksdr., weduwe Cornelis Arijenszn. Swart, aangeslagen voor 8 pond 8 stuivers’ 
1In 1613 wordt op dezelfde plaats vermeld Gerrit Theunisz., scheepstimmerman,‘als getrouwd de weduwe Cornelis Arijenszn. Swart'.
1625: Gerrit Theuniszn., overlijdt op 24 augustus 1625. Kennelijk is Gerrit Theunisz. tussen 1613 en 1625, na het overlijden van Maartje Dirksdr., opnieuw getrouwd met Brechgen Cornelisdr., want op 20 december 1625 verkoopt Brechgen Cornelisdr., weduwe van zaliger Theunisz. Scheepstimmerman.‘een huijs ende erve, staende en gelegen over de haven deser stede, gelegen deselve huijsinge de vismart (soo verre de huijsinge is streckende), voorts het slop voordee huijsinge van Maritgen Amen, alsook deselve huijsinge ende het erf van Maritge Amen, zelffs alles aende noortsijde en de plaets (haringhandel) van Dirksz Niesen aende suijtsijde, streckende voor van sherenstraet tot dese Stedes wallen'.De koper is dan 'Nicolaes Vermoelen’ voor 2.975 gulden.2 Nicolaas Vermeulen 'in leven burgemeester' overlijdt op 11 maart 1672. Tot zijn vele functies behoorde vroedschap, schepen, armenbezorger, kapitein van de schutterij, regent van het wees-, het gast- en het proveniershuis.
1673: Vanaf 1673 staan in de verpondingen als bewoners genoteerd Johan van der Meyde en Margaretha Vermeulen. Johan bekleedt ook allerlei overheidsfuncties. Margaretha blijkt de kleindochter te zijn van Nicolaas Vermeulen3 en heeft het huis hoogstwaarschijnlijk geërfd. Na het overlijden van haar man op 4 maart 1686 blijft Margaretha Vermeulen er nog zeven jaar als weduwe wonen.
1693: In 1693 wordt het pand voor 2.500 gulden verkocht aan Sinjeur Willem Pouwelssen 't Hart, koopman.4 De omschrijving van het gekochte luidt dan:'Seekere huysinge, erve, lootsen ende zoutkassen, alle staande ende gelegen op de haven binnen deser stede, belent aan de zuijtzijde dheer Adam van der Heim, raad int Collegie ter Admiraliteyt op de mase, ende aan de noortsijde de vismarckt, streckende voor der strate tot agter aan sheeren wallen ofte vesten’
Ook Sinjeur Willem Pouwelssen 't Hart is stadsbestuurder. Sedert 1694 zit hij in de vroedschap. Daarnaast is hij schutterskapitein, fabrieksmeester (directeur gemeentewerken) en weeshuisregent. Zijn beroep was haringhandelaar en reder wat blijkt uit de opslag van zout en de aandelen die hij heeft in haringbuizen.5 Op 2 juli 1710 overlijdt hij.
1717: Na het overlijden van zijn vrouw/ Catarina Cornelis van der Graaff, op 31 augustus 1716 wordt op
29 april 1717
6 het pand aan Leendert Maatleen toebedeeld voor 4.000 gulden.
Leendert is bevriend met deze Catarina en blijkt uit de totale nalatenschap 21.583 gulden
te krijgen. Leendert Maatleen was betrokken bij de koopvaardij en de haringhandel.
Hij was ook vroedschap, schepen en burgemeester. De weduwe van Leendert Maatleen,
Belia Hodenpijl, wordt bij een herziening van de verponding in 1734 met name genoemd.
Het pand krijgt bij deze verponding het protocolnummer 338. De bebouwingssituatie kan
toen geweest zijn als hiernaast tekening A (klik op afbeelding voor vergroting).
1733: Belia sterft op 26 juni 1733. Haar dochter Luitje, weduwe van Jan van den Heuvel, verklaart later 'ab intestato' (zonder dat een testament aanwezig is) erfgename van haar moeder te zijn. Luitje Maatleen is 50 jaar lang regentes van het Weeshuis geweest.
1776: Na haar overlijden op 2 februari 1776 volgt een boedelscheiding, waarbij haar zoon Hendrik het eigendom van het pand aan de Lange Haven verwerft. Het geheel wordt dan omschreven als:
‘een huijs, loots en erven, met een tuijn en tuinhuijsje daar agter, staande ende gelegen aan de Westzijde van de haven binnen deze stad, op no 338, belent aan de zuijdzijde de heer Pieter Loquet, heer van der Burch, en aan noordzijde de Vismarkt, en agter het volgende huijs, en de heer Mr Eduard Jacob Penning, strekkende voor van de straat tot agter aan de Stadsvest in welk huijs de overledene hadde gewoont en was overleeden, (en) een huijs en erve staande en gelegen agter het voorschreve woonhuijs aan de Vismarkt binnen deze stad op no 339, belent aan de Zuitzijde het voormelte perceel, en aan de Noordzijde de Heer Jacob Penning, strekkende voor van de straat tot agter aan het erf van het eerstgemelte perceel.'Met alles wat er aan aard- en nagelvast is mag Hendrik dit binnen zes weken aanvaarden voor 8.000 gulden, te
korten op zijn verdere 
erfenis. De betreffende akte beslaat bijna 400 pagina's, waarbij het in totaal gaat om een
onzuivere staat en massa van 178.859 gulden, 
4 stuivers en 2 penningen. Voorwaar een niet onaanzienlijk
vermogen die tijd. 
Hendrik bewoont het huis zelf niet. Hij was burgemeester van Vlaardingen en aldus verplicht
om daar te wonen.
1784: Op 22 mei 1784 wordt het huis verkocht aan:
'Hendrik van der Heijm, heer van Baarland, Bakendrop en Oudelande, raad en schepen
dezer stad' 
voor 16.000 gulden.6 Hendrik van der Heijm overlijdt in dit huis op 21 maart
1799. Ook hij bekleedt een groot aantal overheidsfuncties in de stad. Zijn weduwe
Wilhelmina van Kerchem blijft eigenaresse van het pand en hertrouwt in november 1801
met de weduwnaar Hermanus van Bol'Es, ambachtsheer van Baarland, Bakendorp,
Oudelande en Stuivezande, hoogheemraad van Schieland, enzovoorts. Deze overlijdt
op 31 januari 1837. Zijn vrouw was twintig jaar eerder overleden. Op de grote kaart
van Rutger van Bol'Es in 1770 van de stad gemaakt, vinden we de eerste betrouwbare
plattegrond van het hier behandelde huizencomplex. Zie tekening B hiernaast
1837: Op 14 maart 1837 maakt notaris Bremmer op verzoek van de erfgenamen
de boedelbeschrijving.
8 De eerste erfgenaam van Hermanus van Bol'Es is zijn zoon
Cornelis Adrianus van Bol'Es, koopman, evenals zijn vader. Koopman in die tijd
betekent handelaar in gedistilleerd, in granen en verder alles wat met de
jeneverindustrie te maken heeft. Cornelis is verder lid van de Stedelijke Raad
en zal het later eveneens tot Burgemeester van Schiedam brengen. De akte
is opgemaakt in het sterfhuis aan de Lange Haven, dan genummerd wijk A 216.
Een aantal gegevens uit deze akte volgt hieronder aangezien dit een goede
indruk geeft van het leven van de bewoners in dit huis.
'De dienstbodes krijgen 60 gulden voor ieder jaar dat zij in dienst zijn geweest, de excecuteurs van het testament elk 2.000 gulden voor de moeite, zoon Cornelis A. des erflaters 'woonhuis staande en gelegen aan de Lange Haven binnen deze stad wijk A no 216 benevens de twee vertrekken tot kantoorgebruik, de koepel, het koetshuis, stal, open grond, en erven alsook het annexe huis A no 215 (het oude nummer 339) en ook alle deszelfs meubilaire en huiscierraden goederen, beddenlinnen, servetten, tafelkleeden, zilver en ook zijne paarden en al de rijtuigen en tuigen en al de losse goederen die op overlijden daar zijn of behoren.'
De dochter en de erfgenamen van de andere dochter erven in 
hoofdzaak obligaties en contant geld. Een eindtotaal is niet gevonden maar de erfenis was zeer groot. In deze beschrijving komen tevens de nummers voor van het pas ingestelde kadaster, A 216 omvat de nummers C 390, 391, 392, 393 en 394. Als het contante geld in het huis wordt geteld dan blijkt dit bij elkaar 15.884 gulden te zijn. Bij een taxatie van het zilver (horloges signetten, degens en eetbestek) wordt de waarde op 1863 gulden gesteld. Daarna worden nog twee zwarte merriepaarden, een koets, een toewagen, een kapwagen, een speelwagen, een kar en een partij paardentuig beschreven. 
Cornelis voelde kennelijk niet veel voor het hem toebedeelde huis. Hij laat het huis op 28 april 1837 veilen. Als bij het afmijnen de prijs terugloopt tot 5.100 gulden neemt Cornelis Adrianus de zaak terug. Op 23 mei 1837 slaagt hij erin om het geheel onderhands te verkopen. Hij laat dan een akte bij notaris Bremmer maken waarbij hij aan de chirurgijn en vroedmeester, Dirk Jansz. Koper het huidige pand Lange Haven 95 verkoopt en aan Lambertus van Gent het huidige pand Lange Haven 97. Tegelijk met het pand neemt Dirk Koper ook nog een hok voor 95 cent, een lantaarn voor 16 gulden 50, een vuurwagen voor 5 gulden 25 en een ledikant voor 51 gulden over. Door de verkoop in delen wordt het huis gesplitst.